Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Periodeaanbod Pinksteren a Taal:

  Periode aanbod: Pinksteren en jonge dieren

   Onderdeel Taal

 

 

 

Leergebied

De kleuters De kleuterjuf Verwijzing

 

TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

 

 

 

 

 

 

 

De jongste kleuters doen ervaring op met begrippen en woorden die bewegingen  en lichaamsdelen aanduiden.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen woorden en begrippen die  bewegingen en lichaamsdelen aanduiden begrijpen en benoemen.

Woorden en begrippen:

  • Eén been
  • Andere been
  • Ene knie
  • Andere knie
  • Ene elleboog
  • Andere elleboog
  • Hoofd
  • Linksom
  • Rechtsom
  • Zet je muts opzij
  • Ga zitten
  • Sta op
  • Draaien

 

  • Mooie kransen in het haar
  • Rinkelende bellen
  • Recht
  • Krom

De kleuterjuf speelt dagelijks  verschillende kringspelen met de kinderen. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om mee te zingen en mee te bewegen.

De zevensprong:
De kleuterjuf benoemt in het ritme van het liedje telkens de te zetten stap of te maken beweging. Als de kinderen het spel goed kennen laat de kleuterjuf het benoemen weg en wordt alleen het liedje gezongen zodat de kinderen vanuit de herinnering de juiste beweging maken.

Hei in de mei:
De kleuterjuf danst samen met de kinderen,ze maakt de bewegingen die in de tekst van het liedje voorkomen. bijv. linksom, rechtsom, zet je muts opzij, ga zitten en sta op.

Hier is onze fiere Pinksterblom:
De kleuterjuf nodigt één van de kleuters uit om de Pinksterbom te zijn. Dit kind mag, met een papieren bloemenkrans op het hoofd en een bellenstok in de hand, ronddansen tijdens het liedje. Aan het einde van het liedje wordt door het kind een andere Pinksterblom uitgekozen. De tekst in het liedje beschrijft hoe de Pinksterblom eruitziet en hoe hij of zij moet bewegen en ronddansen.

 

 

2
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

K-TN1
K-TN2
woordenschat en zegswijzen

K-TN9
vormen van spreken

K-TN10
gebruik verbale en non verbale middelen

 

 

 

 

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

 

 

De jongste kleuter kunnen het liedje meezingen waarin over verschillende jonge dieren en bloemen wordt gezongen.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen zelfstandig bedenken welke bloemen en jonge dieren passen in dit liedje over de lente.

Bloemen en jonge dieren:

  • Het lammetje
  • Het biggetje
  • Het kalfje
  • Het veulentje
  • Het kuikentje
  • Het narcisje
  • Het viooltje

De kleuterjuf zingt met de kinderen een liedje over de lente. Zij nodigt de oudste en derdejaars kleuters om de beurt uit om een jong dier te bedenken of een bloem die in de lente in het veld te zien is.

Liedje:

  • Ik weet dat het lente is, ik weet het nu heel zeker, waarom waarom waarom?  Wie heeft jou dat verteld? Het lammetje (3x)in het veld

De kleuterjuf heeft de verschillende dieren en bloemen van vilt in de klas. Zij laat het kind dat aan de beurt is een dier of de bloem uitkiezen en benoemen, daarna wordt het liedje over het uitgekozen dier of over de bloem gezongen.

2
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

K-TN1
K-TN2
woordenschat en zegswijzen

K-TN9
vormen van spreken

K-TN10
gebruik verbale en non verbale middelen

 

 

De jongste kleuters doen ervaring op met het benoemen en onthouden van de namen van jonge dieren en van bloemen die in de lente bloeien.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen de namen van de jonge dieren onthouden en de lente bloemen en benoemen.

De kleuterjuf speelt met de kinderen het kimspel. Zij laat de kinderen verschillende dieren en bloemen van vilt uitkiezen en onder een lap leggen (het is nacht).
“De volgende ochtend komt het zonnetje de bloemen en diertjes wakker maken… Maar welk diertje/bloempje is er in de nacht stiekempjes vandoor gegaan???”

De kleuterjuf wil d.m.v.  dit spel de kinderen aanspreken in het denken en onthouden van dingen die niet te zien zijn. Ook geeft zij op deze manier de kinderen de gelegenheid om de namen van  de lente bloemen en van de jonge dieren en actief benoemen.

 

2
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

40
Natuur en techniek

 

K-TN1
K-TN2
woordenschat en zegswijzen

K-TN9
vormen van spreken

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De jongste kleuters doen ervaring op met benoemen en onthouden van de namen van jonge dieren en van bloemen die in de lente bloeien.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen de namen van de jonge dieren onthouden en de lente bloemen en benoemen.

De kleuterjuf speelt een raadsel- spel met de kinderen. Zij geeft een omschrijving van een jong dier of een lentebloem . De kinderen mogen raden welk dier of welke bloem wordt bedoeld.

Raadseltjes:

  • Het is wit en zacht en zegt: meh
  • Het houdt erg  van melk en zegt boe
  • Het is geel en staat op een lange steel
  • Het wil graag in galop hop hop hop
  • Het is roze maar en rolt graag door de modder.

2
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

40
Natuur en techniek

 

K-TN1
K-TN2
woordenschat en zegswijzen

K-TN9
vormen van spreken

 

De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met spreken in grammaticaal correcte zinnen.

De jongste kleuters doen ervaring op met eindrijm.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken.

De oudste en derde jaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van liedjes en versjes zeggen of zingen.

De kleuterjuf vertelt het ochtendspel/verhaal over jonge dieren in rijmvorm. Hetzelfde verhaal wordt dagelijks verteld en gespeeld. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om haar na te bootsen en stukjes tekst mee te spreken. Zij wil hen op een vanzelfsprekende manier ervaring laten opdoen met het rijmen en het spreken in grammaticaal correcte zinnen

Liedjes:

  • Veulentje, veulentje waar kom jij vandaan
  • Lammetje kom toch eens over je dammetje
  • Een koetje en een kalfje

 

1
2
3
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

K-TN 2
woordenschat en zegswijzen
K-TN4
woordstructuur en zinsbouw doorzien
K-TN9
vormen van spreken

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

 

De jongste kleuters doen ervaring op met de taal als middel om zich te uiten en met het zich aan passen aan gespreksregels zoals: luisteren naar elkaar, één kind tegelijk praten enz.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen naar elkaar luisteren en elkaar gerichte vragen stellen.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen voldoende luid en duidelijk gearticuleerd spreken.

De kleuterjuf geeft de kinderen tijdens korte kringgesprekjes de gelegenheid om te vertellen over jonge dieren die ze hebben gezien.
De kleuterjuf geeft andere kinderen de mogelijkheid om daarover  vragen stellen.
De kleuterjuf helpt de kinderen zich aan de gespreksregels te houden bijv. dat één kind tegelijkertijd spreekt en de andere kinderen luisteren.

1
2
3
Mondeling onderwijs

10
Taalbeschouwing

 

K-TN5
K-TN6
Communiceren
en
regels

K-TN7
Vormen van spreken

 

 

 

De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm in versjes en handgebarenspelletjes.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van  verschillende versjes zeggen en de daarbij behorende gebaren maken.

De kleuterjuf biedt gedurende één of twee weken dagelijks hetzelfde opzegversje of handgebaren spelletjes aan. Ze spreekt de tekst en maakt de daarbij horende gebaren.
De oudste en derdejaars kleuters worden (als ze het versje goed kennen) als groep of individueel uitgenodigd om het versje zelfstandig op te zeggen.

Versjes/handgebarenspelletjes:

  • Willemijntje zit achter het gordijntje
  • Vijf kleine vogeltjes

1
2
3
Mondeling onderwijs

9
Schriftelijk onderwijs

10
11
Taalbeschouwing

K-TN9
KT-N10
Vormen van spreken
Gebruik
(non)
Verbale
middelen

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

 

 

 

 

 

 

 

De jongste kleuters doen ervaring op met het luisteren naar een verhaal en de inhoud ervan vast te houden tot de volgende dag.

Oudste en derdejaars kleuters kunnen luisteren naar een verhaal, zij kunnen de inhoud vasthouden tot de volgende dag en kunnen in hun eigen bewoording vertellen waar het verhaal over gaat.

De kleuterjuf leest elke dag een prentenboek voor  of verteld het sprookje van Doornroosje. Zij nodigt de kinderen uit om te vertellen waar het verhaal de vorige dag over ging (waarbij de prenten kunnen ondersteunen). De kleuterjuf kan op deze manier waarnemen of de kinderen de inhoud van het verhaal kunnen vasthouden en verwoorden.

Prentenboeken:

  • Plons (over een biggetje dat niet in de modder wil)
  • Little Bee (Kleine Beh)

Sprookje:

  • Doornroosje

1
2
3
Mondeling taalgebruik

4
6
9
Schriftelijk onderwijs

K-TN8
Vormen van spreken

K-TN15
Bronnen
raadplegen

K-TN16
Onderscheiden van
kenmerken

 

De oudste en derdejaars kleuters kunnen samen een tafelspelletje spelen over een verhaal dat zij een aantal keren hebben gehoord.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen met elkaar overleggen en afspraken maken over wie wat mag doen en hoe.

De kleuterjuf geeft een aantal oudste en derdejaars kleuters de opdracht om een verhaal (dat al een aantal keren is verteld) te spelen als tafelspel en het verhaal erbij te vertellen. De kleuterjuf biedt de kinderen de benodigde diertjes, popjes en lapjes aan en helpt hen op weg.
De kleuterjuf stimuleert de kinderen om hun mening te zeggen en naar elkaar te luisteren, op het moment dat ze met elkaar overleggen over hoe ze het tafelspel willen spelen. De kleuterjuf observeert in hoeverre de kinderen hun mening kunnen en durven te verwoorden. De kleuterjuf  helpt mee om ervoor te zorgen dat alle kinderen van de klas komen kijken en luisteren naar het tafelspelletje dat door het groepje kinderen is voorbereid.

1
2
3
Mondeling onderwijs

11
12
Taalbeschouwing

K-TN1
Woordenschat en zegswijzen

K-TN3
herkennen van woord en zinskenmerken

K-TN6
Communiceren en regels

K-TN8
Vormen van spreken
K-TN 11
Standpunt verwoorden
K-TN12
Luisteren

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De oudste en derdejaars kleuters kunnen een tekening maken bij de tekst van een liedje.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen verwoorden wat ze hebben getekend.

De kleuterjuf geeft de oudste en derdejaars kleuters wekelijks een opdracht om in hun eigen “liedjes boekje” een tekening te maken bij de tekst van een liedje.  In deze periode wordt getekend over het thema lente en jonge dieren.

Liedjes waarover wordt getekend:

  • Christoffeltje
  • Willemijntje
  • Doornroosje was een koningskind
  • Ik weet dat het lente is

De kleuterjuf bekijkt als de tekening klaar is, met elk kind de tekening en nodigt het kind uit om te vertellen wat er getekend is.

1
2
3
Mondeling onderwijs

5
6
9
Schriftelijk onderwijs

54
55
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN8
Vormen van spreken

K-TN18
Soorten teksten schrijven

 

De oudste en derdejaars kleuters kunnen een tekening maken naar aanleiding van het verhaal of bezoek aan de kinderboerderij.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen over hun eigen tekening vertellen.

Er wordt bijvoorbeeld getekend over:

  • Doornroosje

(verteld sprookje)

  • Little Bee (voorgelezen prentenboek)
  • Plons (over een biggetje dat  niet in de modder wil)
  • De prinses en de timmerman (prenten-boek)
  • Jonge dieren (bezoek aan de kinderboerderij)

De kleuterjuf nodigt de oudste en derdejaars kleuters uit om over een verteld verhaal of over het bezoek aan de kinderboerderij te tekenen.
Vooraf bedenkt de kleuterjuf samen met de oudste en derdejaars kleuters wat er getekend zou kunnen  worden .
De kleuterjuf bekijkt, als de tekening klaar is, met elk kind de tekening en nodigt het kind uit om te vertellen wat er getekend is.

1
2
3
Mondeling taalgebruik

5
6
9
Schriftelijk onderwijs

10
11
12
taalbeschouwing

K-TN8
Vormen van spreken
K-TN18
Soorten teksten schrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De jongste, oudste en derdejaars kleuters kunnen luisteren  naar een verteld of voorgelezen verhaal en de inhoud ervan begrijpen.

De jongste, oudste en derdejaars kleuters ervaren het verschil tussen de vastliggende tekst uit een boek en de “vrije” inhoud van het gesproken woord.

Gedurende een week
Vertelt de kleuterjuf dagelijks het zelfde verhaal met als thema Pinksteren of jonge dieren.

Verhalen:

  • De reis van eendje snaterbek (herhaal verhaaltje)
  • Doornroosje (sprookje)
  • Het roodborstje (bakersprookje)

Gedurende een week leest de kleuterjuf voor uit een prentenboek met als thema jonge dieren.

prentenboeken

  • Little Bee
  • Plons (Bertje big)
  • De prinses en de timmerman

De kleuterjuf geeft de kinderen de mogelijkheid om het verhaal op verschillende manieren te verwerken:

  • Een tekening maken naar aanleiding van het verhaal
  • Het verhaal door één of meerdere kinderen te laten na vertellen evt. aan de hand van prenten.
  • De kinderen te laten reageren op door haar gestelde vragen over het verloop/de inhoud van het verhaal
  • Naspelen van het verhaal d.m.v. rollenspel of een tafelspelletje
  • Naspelen / bouwen van het verhaal tijdens het vrije spel.

 

 

 

 

 

 

1
3
Mondeling taalgebruik

9
Schriftelijk onderwijs

K-TN12
Luisteren

K-TN13
Soorten teksten onderscheiden

 

 

 

 

 

 

 

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

Derdejaars kleuters doen ervaring op met het luisteren naar losse klanken.

De derdejaars kleuter  kan het zelfgemaakte boekje “voorlezen” Het kind weet welk woord er bij elk plaatje hoort.

De kleuterjuf nodigt de derde-jaarskleuters uit om voorwerpen te zoeken in de klas die beginnen met een bepaalde klank. De kleuterjuf geeft aan een derdejaars kleuter  een mandje met een plaatje erop bijv. van een beer. Het kind mag voorwerpen zoeken die net als bij het woord beer beginnen met een b en deze in het mandje verzamelen. Nadat er 6 voorwerpen zijn gevonden mag het kind een eigen “b boekje” maken. Op de kaft van het boekje wordt het plaatje van in dit geval de beer geplakt en het kind schrijft de eigen naam op het boekje. In het boekje tekent het kind  de gevonden voorwerpen met een b. De kleuterjuf schrijft er het woord bij. De  
kleuterjuf wil hiermee het proces van bewustwording van losse klanken op gang  brengen.

Als het boekje klaar is, mag de derdejaars kleuter  zijn of haar eigen boekje “voorlezen” aan de andere kinderen van de klas.

1
2
3
Mondeling taalgebruik

6
8
9
Schriftelijk onderwijs

10
11
12
taalbeschouwing

 

K-TN2
Woordenschat en zegswijzen

K-TN14
Soorten teksten schrijven

K-TN15
Bronnen raadplegen

K-TN17
Technisch lezen

K-TN18soorten teksten schrijven

K-TN19
spellen

 

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De oudste en derdejaars kleuters doen ervaring op met symbolen, woorden en letters.

De keuterjuf biedt de kinderen tijdesn het vrije spel kaartjes aan met daarop een tekening van een voedingsmiddel.
De voedingsmiddelen die op de kaartjes zijn afgebeeld kunnen worden “gekocht” in een winkeltje in de klas.
Bij het plaatje staan de eenvoudige woorden afgedrukt.

Voedingsmiddelen:

  • Melk
  • Brood
  • Ei

De keuterjuf wil de kinderen op deze manier op een geheel vrijblijvende manier in aanraking laten komen met symbolen en letters.  Zij laat de kinderen naar eigen inzicht, interesse en mogelijkheden met de kaartjes spelen.

 

 

 

 

 

6
9
Schriftelijk onderwijs

K-TN 7
Technisch lezen